-
1 coup de poussière
coup de poussière -
2 coup de poussière
-
3 coup de poussière
сущ.горн. взрыв пылиФранцузско-русский универсальный словарь > coup de poussière
-
4 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
5 poussière
f1) пыль; прахcoup de poussière горн. — взрыв пылиune poussière, grain de poussière — пылинка••tirer qn de la poussière — вытащить кого-либо из грязиtomber en poussière — рассыпаться, обратиться в прахmordre la poussière — 1) пасть в бою, быть убитым 2) потерпеть поражениеréduire en poussière — стереть в порошок, уничтожить; обратить в прахsecouer la poussière de ses pieds [de ses sandales] — отряхнуть прах со своих ног; уйти навсегда, распрощаться2) перен.••et des poussières разг. — с лишним, с гаком3) бот. пыльца4) соринка (напр., в глазу) -
6 poussière
f -
7 coup
mcoup d'audace — см. acte d'audace
- coup bas- coup dur- coup sec- bon coup- à coup- à coups- du coup -
8 coup
nm. (de poing, de balai,...) ; décharge (de fusil) ; choc ; blessure ; son, bruit, (de cloche) ; mouvement ; manière, façon, doigté, geste ; action, combinaison, (dans un jeu, un marché, une tractation) ; exploit, aventure ; dce., chance ; verre (de vin) ; fois: KOU (Aillon-Vieux, Aix 0017, Albanais 001, Alex, Annecy 003, Arvillard 228a, Balme-Sillingy, Bellecombe-Bauges 153, Bellevaux 136, Billième, Bogève 217, Brizon-St-Innocent, Chambéry 025, Combe-Sillingy, Compôte-Bauges 271, Cordon 083, Flumet, Gets, Giettaz, Magland, Megève, Montagny-Bozel, Montendry, Morzine 081, Peisey 187, St-Jean-Arvey 224, St-Nicolas-Chapelle 125, St-Pierre Albigny 060, Saxel 002, Table 290, Taninges, Thoiry 225, Thônes 004, Thonon, Villards-Thônes), kô (228b, Houches), kol (Tignes), R.2. - E.: Aider, Bâton, Cou, Ecchymose, Émotion, Fois, Hasard, Labourer, Moment, Partir, Peu, Refroidissement, Soudain (002), Suite, Trait, Verre, Vers.A1) coup // choc coup reçu, traumatisme: KOU nm. (...), R.1 ; avounyon (Genève.022).A2) bon coup (pro.), gros choc, forte chute: pètâ nf. (002). - E.: Tomber.A3) coup de poing, choc reçu, gnon, contusion, bleu, bosse (à la suite d'un coup): nyon nm. (001), onyon (003, 004), R. => Bille ; bonyon (001), R. => Bugne. - E.: Meurtrissure.A4) coup de poing, de tête, de coude, de genou: borâ nf. (001). - E.: Bourrade.A5) tripotée, gifle, coup de poing: glyâsta nf. (Albertville 021).A6) volée de coups de poings: borâ nf. (021).A7) coup de bâton: bourdatchà nf. (Peisey), R. => Bourde.A8) coup de poing, soufflet: pètâ(r) nm. (001, 003 | 004, 022).A9) mauvais coup (blessure, contusion..., que l'on reçoit ; attentat, vol..., que l'on commet): mouvé kô nm. (228), môvé kou (001).B1) adv., tout d'un coup, tout à coup, soudain, soudainement, brusquement, subitement: TO D'ON KOU ladv. (001, 018, 025, 136, 153, 217, 271), to d'ou-n kou (187), to d'yon kou (290), teu d'on kou (026, 060, 081b JCH, 224, 225, Gets), (teu) d'on kô (228) ; to pèr on coup kou // hyâzho < tout par une fois> (002, 081a // 002), to pr on kou (001, 125), teu pron kô (228) ; teut à kô (228), tot à kou (017, 025, 083) ; d'on sol kou (026) ; to d'on tin (025).B2) tout par un coup, à force de faire, une fois, dans un moment, dans un instant, (annonce un évènement futur proche indésirable): to pr on kou (001), to pèr on coup kou // hyâzhe < tout par une fois> (002).B3) tout d'un coup, tout à la fois, tout en même temps, tout en une seule fois, tout d'un (seul) trait: to d'on kou (001, 025), tot à kou (001, 002), tot ê mémo tin (001).B4) tous à la fois, tous ensemble, tous en même temps: tôt à kou (001, 002), tôt êssinblyo, tôt ê mémo tin (001).B5) d'un (seul) trait, d'un seul coup: d'on kou < d'un coup> // to d'on kou < tout d'un coup>, d'on trè (001).B6) (boire) d'un (seul) trait: (à) ku sè < cul sec> (001 | Combe-Sillingy 018).B7) à coup sûr: dcho (001).B8) à tout coup, à chaque fois, à tous les coups: à to lô kou ladv. (001).B9) après coup, une fois la chose passée: apré kou (001).B10) sur le coup coup // moment, au moment même: su l'kou (001).B11) du coup, alors, en conséquence, à la suite de ça ; aussitôt, d'emblée, sur le champ: du kou (001), du kô (228).B12) du premier coup, d'emblée, sans difficulté: du promî kou (001).B13) coup sur coup, d'affilée, de suite, dans la foulée: kou chi kou (290), kou su kou (001) ; (en buvant des verres), ku su ku < cul sur cul> (018).C1) prép., sous le coup de: dzo l'kou de (001).D1) v., recevoir un ou des coups sur le nez, le visage, le museau ; mordre la poussière, mettre le nez ou le museau dans la poussière, (à la suite d'un coup, d'un choc) ; se faire gifler ; se faire coup amocher // défigurer, s'amocher, se défigurer, se casser la figure: morflyâ vi. (001).Sav. Al a morflyâ sè <il a morflé sec // il a été coup bien amoché // sévèrement défiguré> (001).D2) donner coup un coup /// une gifle // un soufflet coup sur le visage de qq., gifler ; donner des coups, défigurer, amocher: morflyâ < morfler> vt. (001). - E.: Renâcler.D3) faire coup les quatre cent coups // des coups pendables // des bêtises ignobles // les pires sottises: fére lô kat' sêê kou vi. (001).D4) donner des coups de tête dans le pis en tétant: kounyî vi. (083).--R. 2------------------------------------------------------------------------------------------------- kou < vlat. colpus < l. colaphus < g. kolaphos < gifle>.------------------------------------------------------------------------------------------------------- -
9 взрыв пыли
nmining. coup de poussière -
10 blow
A n1 ( stroke) coup m ; killed by a blow to the back of the head tué d'un coup derrière la tête ; to fell sb with a blow ( with fist) abattre qn d'un coup de poing ; ( with stick) abattre qn d'un coup de bâton ; to exchange blows échanger des coups ; to come to blows en venir aux mains (over au sujet de) ; to strike a blow for fig frapper un grand coup pour [freedom, rights] ;2 fig (shock, knock) coup m ; to deal sb a savage blow porter un très mauvais coup à qn ; the blow fell le coup est tombé ; to be a blow être un coup terrible (to sth porté à qch ; to, for sb pour qn) ;3 ( of nose) to give one's nose a blow se moucher ; give your nose a good blow mouche-toi un bon coup ;1 [wind] to blow sth out of faire voler qch par [window] ; the wind blew the door open/shut un coup de vent a ouvert/fermé la porte ; to be blown off course/onto the rocks être dévié/poussé sur les rochers par le vent ; it's blowing a gale il y a de la tempête ;2 [person] faire [bubble, smoke ring] ; to blow smoke in sb's face envoyer or souffler la fumée dans la figure de qn ; to blow an egg vider un œuf (en soufflant dedans) ; to blow glass souffler du verre ; to blow sb a kiss envoyer un baiser à qn ;3 to blow one's nose se moucher ;4 gen, Mus souffler dans [trumpet, whistle, flute] ; to blow the whistle for half-time siffler la mi-temps ;5 [explosion] provoquer [hole] (in dans) ; to be blown to pieces ou bits by être réduit en poussière par ; to blow a safe faire sauter un coffre-fort ;7 ○ ( spend) claquer ○ [money] (on dans) ;9 ○ ( make a mess of) to blow it tout ficher en l'air ○ ; to blow one's chances ficher ses chances en l'air ○ ; to blow one's lines se mélanger les pinceaux ○ ; that's really blown it ○ ! c'est fichu ○ cette fois! ;10 ○ † (pp blowed) blow it! zut ○ ! ; blow him! qu'il aille au diable ; well, blow me down ou I'll be blowed! mince alors ○ ! ; I'll be blowed if I'll pay! pas question que je paye! ○ ;11 ○ US to blow town se tirer ○ vite fait ;13 ○ ( drugs slang) to blow grass fumer (de l'herbe) ;14 ● ( fellate) tailler une pipe à ●.1 [wind] souffler ; the wind's blowing from the north le vent vient or souffle du nord ; it's blowing hard tonight le vent souffle fort ce soir ;3 [person] souffler (into dans ; on sur) ;4 ( sound) [whistle] retentir ; [trumpet] sonner, retentir ; [foghorn] rugir ; when the whistle blows au coup de sifflet ;5 [whale] souffler ;6 (break, explode) [fuse, gasket] sauter ; [bulb] griller ; [tyre] éclater ;7 ○ ( leave quickly) filer ○.to blow a fuse ○ ou a gasket ○ ou one's lid ○ ou one's stack ○ ou one' s top ○ piquer une crise ○ ; it really blew my mind ○ ou blew me away! ○ (with admiration, astonishment) j'en suis resté baba ○.■ blow around, blow about GB:▶ blow around [leaves, papers, litter] voler dans tous les sens ;▶ blow [sth] around, blow around [sth] faire voler [qch] dans tous les sens.■ blow away:▶ blow away [object, hat, paper] s'envoler ;▶ blow [sth] away, blow away [sth] [wind] emporter [object] ; [explosion] souffler [roof] ; to blow the dust away souffler sur la poussière ;■ blow down:▶ blow down [tree, fence, house] tomber (à cause du vent) ;▶ blow [sth] down, blow down [sth] [wind] faire tomber [chimney, tree, house].■ blow in:▶ blow in1 [snow, rain] entrer ;2 ( in explosion) [door, window] être enfoncé ;▶ blow [sth] in, blow in [sth]1 [wind] faire entrer [snow, rain] ;2 [explosion] enfoncer [door, window].■ blow off:▶ blow off1 [hat] s'envoler ;2 ( gush out) [gas, liquid] s'échapper ;▶ blow [sth] off, blow off [sth] [wind] emporter [hat] ; [explosion] emporter [hand, limb, roof] ; to blow sb's head off faire sauter la tête de qn ; he had his leg blown off il a perdu sa jambe ; to blow the leaves off the trees [wind] faire tomber les feuilles des arbres ; to blow the dust off sth [person] enlever la poussière de qch en soufflant dessus.■ blow out:▶ blow out1 [candle, flame] s'éteindre ;2 [oil well] laisser échapper du pétrole ; [gas well] laisser échapper du gaz ;▶ blow [sth] out, blow out [sth]2 ( inflate) to blow one's cheeks out gonfler les or ses joues ; to blow itself out [gale, storm] tomber.■ blow over:1 (pass, die down) [storm] tomber ; [affair] être oublié ; [discontent, protest] se calmer ; [anger] passer, tomber ;2 ( topple) [fence, tree] tomber (à cause du vent) ;▶ blow [sb/sth] over [wind] renverser [person, tree, fence].■ blow up:▶ blow up2 [wind, storm] se lever ;3 [trouble, problem, affair] éclater ;▶ blow [sth/sb] up, blow up [sb/sth] ( in explosion) faire sauter [building, person] ; faire exploser [bomb] ;▶ blow [sth] up, blow up [sth]1 ( inflate) gonfler [tyre, balloon] ;3 ( exaggerate) exagérer ; the story has been blown (up) out of all proportion l'histoire a été exagérément grossie. -
11 faire
vfais ce que dois, advienne que pourra — см. advienne que pourra
se faire baiser — см. être baisé
si un autre avait fait cela, il ne serait pas bon à jeter aux chiens — см. si un autre avait dit cela, il ne serait pas bon à jeter aux chiens
ne pas faire plus de cas que de la boue de ses souliers — см. ne considérer pas plus que la boue de ses souliers
faire bourru — см. être bourru
essayer de faire passer un chameau par trou d'une aiguille — см. essayer de faire passer un chameau par le trou d'une aiguille
faire comme le chien du jardinier, qui ne mange pas de choux et n'en laisse pas manger aux autres — см. faire comme le chien du jardinier
pendant que les chiens s'entre-pillent le loup fait ses affaires — см. pendant que les chiens s'entre-grondent le loup dévore la brebis
faire chocolat — см. être chocolat
faire ce con — см. faire le con
si cela se fait, je te paie des dattes — см. je te paie des dattes
quand le diable se fait vieux, il se fait ermite — см. quand le diable devient vieux, il se fait ermite
faire une entorse à... — см. donner une entorse à...
faire le fric — см. pomper le fric
faire un gnon — см. donner un gnon
faire qch illico — см. illico
faire la java — см. être en java
faire légion — см. être légion
il ne faut jamais remettre au lendemain ce qui peut être fait le jour même — см. il ne faut jamais remettre une bonne action au lendemain
faire la loi — см. donner la loi
quand chacun fait son métier, les vaches seront bien gardées — см. chacun son métier, les vaches seront bien gardées
faire nargue de... — см. dire nargue de...
faire du noir — см. broyer du noir
faire l'objet de... — см. être l'objet de...
faire outrage à... — см. accabler qn d'outrage
se faire pincer — см. être pincé
à pis faire — см. mettre qn au pis
faire quartier à... — см. donner quartier à...
faire raison de... — см. tirer raison de...
faire rampeau — см. être rampeau
faire ribote — см. être en ribote
se faire rincer — см. être rincé
vous me faites rire, vous voulez rire — см. laissez-moi rire
faire saillie — см. être en saillie
ne faire qu'un saut de... à... — см. être en un saut de... à...
faire le simulacre de... — см. faire le simulacre de
on fait de bonne soupe dans un vieux pot — см. c'est dans les vieux pots qu'on fait les meilleures soupes
faire en trop — см. en trop
se faire une vertu de... — см. ériger en vertu
vite fait bien fait — см. vite fait
- la faire- le faire- y faire- en faire- faire ça- faire gy -
12 chiffon
chiffon [∫ifɔ̃]masculine noun* * *ʃifɔ̃nom masculin1) ( morceau d'étoffe) rag, (piece of) cloth2) ( pour nettoyer) dusterdonner or passer un coup de chiffon sur quelque chose — to give something a quick dust ou wipe
donner or passer un coup de chiffon — to do some dusting
3) ( document sans valeur) scrap of paper••parler or causer (colloq) chiffons — to talk (about) clothes
* * *ʃifɔ̃ nmrag, piece of rag* * *chiffon nm1 ( morceau d'étoffe) rag, (piece of) cloth; une poupée de chiffons a rag doll; des chiffons imbibés d'essence rags soaked in petrol GB ou gas US; collecte de chiffons collection of old clothes; à l'arrivée ma robe était un vrai chiffon when I arrived my dress was all crumpled up;2 ( pour nettoyer) gén ( sec) duster; donner or passer un coup de chiffon sur qch to give sth a quick dust ou wipe; donner or passer un coup de chiffon to do some dusting; elle a toujours le chiffon à la main she's always got a duster in her hand; nettoyer avec un chiffon humide to clean [sth] with a damp cloth;3 ( document sans valeur) scrap of paper; cet accord n'est qu'un chiffon this agreement isn't worth the paper it's written on.parler or causer chiffons to talk (about) clothes; agiter un chiffon rouge devant qn to goad sb.[ʃifɔ̃] nom masculin1. [torchon] cloth2. [vieux tissu] ragparler chiffons to talk clothes ou fashion3. (péjoratif) [texte]————————en chiffon locution adjectivale -
13 kick
A n1 (of person, horse) coup m de pied ; (of donkey, cow, goat) coup m de sabot ; ( of swimmer) battement m de pieds ; ( of footballer) tir m ; to give sb/the door a kick donner un coup de pied à qn/dans la porte ; to aim ou take a kick at sb/sth [person] lancer un coup de pied à qn/dans qch ; she aimed a kick at the goal elle a tiré vers le but ; to get a kick on the leg/in the stomach (from person, horse) recevoir un coup de pied à la jambe/dans l'estomac ; (from donkey, cow) recevoir un coup de sabot à la jambe/dans l'estomac ; to give sb a kick up the backside ○ ou in the pants ○ lit, fig botter le derrière ○ de qn ; ⇒ free kick, penalty kick ;2 ○ ( thrill) it gives her a kick to do elle prend plaisir à faire ; to get a kick from doing prendre plaisir à faire ;3 ( of firearm) recul m ;4 ○ (strength, zest) (of person, organization) dynamisme m ; this punch has quite a kick (to it) ce punch est assez costaud ○ ;B vtr gen ( once) [person] donner un coup de pied à [person] ; donner un coup de pied dans [table, door] ; [person] shooter dans [ball, tin can] ; [horse] botter ; [donkey, cow, goat] donner un coup de sabot à [person] ; donner un coup de sabot dans [gate, bucket] ; ( repeatedly) donner des coups de pied à [person] ; donner des coups de pieds dans [object] ; to kick sb on the leg/in the face/in the stomach [person, horse] donner à qn un coup or des coups de pied à la jambe/au visage/dans l'estomac ; [donkey, cow] donner à qn un coup de sabot dans la jambe/au visage/dans l'estomac ; to kick sth over a wall/under the bed/through the window envoyer qch par-dessus un mur/sous le lit/par la fenêtre d'un coup de pied ; to kick sth away éloigner qch d'un coup de pied ; he kicked dust into my face d'un coup de pied il m'a envoyé de la poussière à la figure ; to kick a hole ou dent in sth défoncer qch d'un coup de pied ; to kick one's legs (in the air) [baby] pédaler ; to kick a goal marquer un but ; to kick the ball into touch ( in rugby) envoyer le ballon en touche.C vi1 gen [person] ( once) donner un coup de pied ; ( repeatedly) donner des coups de pied ; [swimmer] faire des battements de pieds ; [dancer] lancer la jambe ; [cow] ruer ; [horse] botter ; to kick at sb/sth [person] lancer un coup de pied à qn/dans qch ; the horse kicked at me le cheval a voulu me botter ; to kick for touch ( in rugby) chercher la touche ;2 ( recoil) [gun] reculer.a (real) kick in the teeth ○ ou ass ◑ US une gifle ; it's better than a kick in the teeth ○ c'est mieux que rien ; to kick sb when they're down frapper un homme à terre ; to kick the habit ○ gen décrocher ○, arrêter ; ( of smoking) arrêter de fumer ; I could have kicked myself je me serais donné des claques ○ (for doing d'avoir fait) ; to be alive and kicking être bien vivant ; to kick over the traces ruer dans les brancards ○ ; ⇒ heel, scream, upstairs.■ kick around, kick about:▶ kick around ○ [objects, clothes] traîner ○ ; that idea's been kicking around for years cette idée traîne ○ dans l'air depuis des années ; he's been kicking around Europe for a year ○ il se balade ○ en Europe depuis un an ;▶ kick [sth] around ou about1 lit donner des coups de pied dans, s'amuser avec [ball, object] ;2 ○ discuter de, explorer [idea] ;▶ kick [sb/sth] around or about ( treat badly) maltraiter [person] ; malmener [toys, objects] ; I won't be kicked around by anyone je ne me laisserai pas marcher dessus.■ kick against:▶ kick against [sth] ( resist) résister à [idea, suggestion] ; ( fight against) lutter contre [rules, system] ; to kick against doing résister à l'idée de faire.■ kick back:▶ kick back [firearm] avoir du recul ;▶ kick [sth] back, kick back [sth]1 renvoyer (du pied) [ball, object] ;■ kick down:▶ kick [sth] down, kick down [sth] enfoncer [qch] d'un coup de pied or à coups de pied [door] ; [horse] renverser [fence].■ kick in:▶ kick [sth] in, kick in [sth] enfoncer [qch] d'un coup de pied or à coups de pied [door, window, box] ; to kick sb's teeth ou face in ◑ casser la figure ○ or la gueule ◑ à qn.■ kick off:▶ kick off1 Sport donner le coup d'envoi ;2 ○ [person, meeting, tour, concert] commencer, démarrer ;▶ kick off [sth], kick [sth] off1 enlever [shoes] ;2 ○ commencer [meeting, tour, concert] ;▶ kick [sb] off ○ exclure [qn] de, virer ○ [qn] de [committee, board of directors].■ kick out:▶ kick out [animal] ruer ; [person] lancer des coups de pied ; to kick out at sb [person] lit lancer des coups de pied à qn ; to kick out against se rebeller contre [idea, system, injustice] ;▶ kick [sb] out, kick out [sb] ○ vider ○, virer ○ [troublemaker, intruder] ; éjecter ○ [team member] ; virer ○ [employee].■ kick over:▶ kick [sth] over, kick over [sth] renverser [qch] (d'un coup de pied or à coups de pied).■ kick up:▶ kick [sth] up, kick up [sth] soulever [sand, dust] ; to kick up a fuss ○ ou stink ○ faire des histoires ○ (about à propos de). -
14 blow
blow [bləʊ]coup de poing ⇒ 1 (a) coup ⇒ 1 (a), 1 (b), 1 (e) coup de vent ⇒ 1 (c) souffle ⇒ 1 (d) souffler ⇒ 2 (a), 2 (b), 3 (b) faire bouger ⇒ 3 (a) jouer de ⇒ 3 (d) faire éclater ⇒ 3 (e) claquer ⇒ 3 (g) gâcher ⇒ 3 (h) révéler ⇒ 3 (i) quitter ⇒ 3 (j)1 noun∎ to come to blows, to exchange blows en venir aux mains;∎ without striking a blow sans coup férir;∎ figurative to strike a blow for freedom rompre une lance pour la liberté∎ her death came as a terrible blow (to them) sa mort a été (pour eux) un choc terrible;∎ to soften or to cushion the blow amortir le choc;∎ to deal sb/sth a (serious) blow porter un coup (terrible) à qn/qch;∎ it was a big blow to her pride son orgueil en a pris un coup∎ figurative we went for a blow on the prom nous sommes sortis prendre l'air sur le front de mer∎ have a good blow (blow your nose) mouche-toi bien(e) (of whistle) coup m(f) familiar drugs slang British (cannabis) shit m; American (cocaine) coke f, neige f; (heroin) héro f, blanche f∎ lilacs in full blow des lilas en pleine floraison∎ the wind was blowing hard le vent soufflait fort;∎ the wind is blowing from the north le vent souffle du nord;∎ it's blowing a gale out there le vent souffle en tempête là-bas;∎ figurative let's wait and see which way the wind blows attendons de voir de quel côté ou d'où souffle le vent∎ she blew on her hands/on her coffee elle a soufflé dans ses mains/sur son café;∎ he blows hot and cold il souffle le chaud et le froid∎ the trees were blowing in the wind le vent soufflait dans les arbres;∎ papers blew all over the yard des papiers se sont envolés à travers la cour;∎ the window blew open/shut un coup de vent a ouvert/fermé la fenêtre;∎ familiar when did you blow into town? quand est-ce que tu es arrivé?□∎ there she blows! la voilà!∎ this coffee really blows! il est vraiment dégueulasse, ce café!∎ the wind blew the door open/shut un coup de vent a ouvert/fermé la porte;∎ a gust of wind blew the papers off the table un coup de vent a fait s'envoler les papiers de la table;∎ he was nearly blown off his feet (by wind, explosion) il a failli être emporté;∎ the wind was blowing the ship southward le vent poussait le navire vers le sud;∎ the hurricane blew the ship off course l'ouragan a fait dévier ou a dérouté le navire(b) (of person) souffler;∎ blow your nose! mouche-toi!;∎ he blew the dust off the book il a soufflé sur le livre pour enlever la poussière;∎ to blow sb a kiss envoyer un baiser à qn(c) (bubbles, glass)∎ to blow bubbles/smoke rings faire des bulles/ronds de fumée;∎ to blow glass souffler le verre∎ the policeman blew his whistle le policier a sifflé ou a donné un coup de sifflet;∎ familiar to blow the gaff vendre la mèche;∎ familiar to blow one's own trumpet se vanter;∎ familiar to blow the whistle on sb balancer qn;∎ familiar to blow the whistle on sth dévoiler qch∎ the house was blown to pieces la maison a été entièrement détruite par l'explosion;∎ the blast almost blew his hand off l'explosion lui a presque emporté la main;∎ the gunman threatened to blow their heads off l'homme au pistolet a menacé de leur faire sauter la cervelle;∎ figurative their plans were blown sky-high leurs projets sont tombés à l'eau;∎ familiar he blew a gasket or a fuse when he found out quand il l'a appris, il a piqué une crise;∎ familiar to blow sb out of the water (criticize) descendre qn en flammes; (beat) battre qn à plates coutures∎ he blew all his savings on a new car il a claqué toutes ses économies pour s'acheter une nouvelle voiture∎ I blew it! j'ai tout gâché!;∎ that's blown it! ça a tout gâché ou bousillé, ça a tout fait louper∎ to blow sb's cover griller qn;∎ her article blew the whole thing wide open son article a exposé toute l'affaire au grand jour;∎ familiar to blow the lid off sth faire des révélations sur qch□∎ they blew town yesterday ils ont fichu le camp hier∎ let's go anyway, and blow what he thinks allons-y quand même, je me moque de ce qu'il pense ou il peut penser ce qu'il veut;∎ blow the expense, we're going out to dinner au diable l'avarice, on sort dîner ce soir∎ the idea blew his mind l'idée l'a fait flipper;∎ the Grand Canyon blew my mind quel pied le Grand Canyon!;∎ British oh, blow (it)! la barbe!, mince!;∎ American blow it out your ear! arrête tes conneries et fiche-moi le camp!;∎ to blow one's lid or stack or top exploser de rage;∎ our team blew them out of the water notre équipe les a complètement écrasés;∎ don't blow your cool ne t'emballe pas;∎ blow me down!, British well, I'll be blowed! ça par exemple!;∎ British I'll be or I'm blowed if I'm going to apologize! pas question que je fasse des excuses!►► American blow in (in newspaper) encart f publicitaire volant;vulgar blow job (oral sex) pipe f;∎ to give sb a blow job tailler une pipe à qn;blow wave brushing m∎ British let's take a walk to blow away the cobwebs allons nous promener pour nous changer les idées∎ the film just blew me away ce film m'a complètement retournéêtre abattu par le vent, tomber(of wind) faire tomber, renverser; (of person) faire tomber ou abattre (en soufflant)➲ blow infamiliar débarquer à l'improviste, s'amener(door, window) enfoncer➲ blow off(a) (hat, roof) s'envoler∎ familiar to blow off steam dire ce qu'on a sur le cœur∎ to blow sb off faire une pipe à qn➲ blow out∎ to blow one's brains out se faire sauter ou se brûler la cervelle;∎ to blow sb's brains out faire sauter la cervelle à qn∎ the hurricane eventually blew itself out l'ouragan s'est finalement calmé∎ figurative the scandal soon blew over le scandale fut vite oublié(tree) abattre, renverser➲ blow up∎ the whole issue was blown up out of all proportion la question a été exagérée hors de (toute) proportion∎ figurative the plan blew up in their faces le projet leur a claqué dans les doigts∎ the argument blew up out of nowhere la dispute a commencé sans raison∎ to blow up at sb engueuler qn -
15 blow
blow [bləʊ]1. nouna. [wind] [+ ship] pousser ; [+ leaves] faire voler• the wind blew the door open/shut un coup de vent a ouvert/fermé la porte• to blow smoke in sb's face souffler la fumée à la figure de qn ; (US figurative) induire qn en erreurc. [+ bubbles] faire ; [+ glass] soufflerd. [+ trumpet, horn] souffler danse. ( = destroy) [+ safe] faire sauter• to blow a tyre [driver, vehicle] crever• blow the expense! (inf!) au diable la dépense !a. [wind] souffler• the government has been blowing hot and cold on this issue le gouvernement souffle le chaud et le froid sur ce problèmeb. ( = move with wind) the door blew open/shut un coup de vent a ouvert/a fermé la portec. [whistle] retentird. [person] to blow on one's fingers souffler dans ses doigtse. [fuse, light bulb] sauter ; [tyre] éclater4. exclamation5. compounds• to blow-dry sb's hair faire un brushing à qn ► blow-up noun ( = enlargement) agrandissement m adjective [mattress, toy] gonflable► blow away (inf!) separable transitive verb[tree, fence] être abattu par le vent[wind] faire tomber► blow off[hat] s'envoler[+ hat] emporter► blow out[tyre] éclatera. [+ candle] souffler[storm, dispute] se calmer[+ tree] renverser► blow upa. [bomb] exploserb. [storm] se préparerd. [affair, crisis] se déclenchera. [+ mine, building, bridge] faire sauterb. [+ tyre] gonfler* * *[bləʊ] 1.1) ( stroke) coup mto come to blows — en venir aux mains ( over au sujet de)
to strike a blow for — fig frapper un grand coup pour [freedom, rights]
2) fig (shock, knock) coup mto be a blow — être un coup terrible ( to something porté à quelque chose; to, for somebody pour quelqu'un)
3)2.1) [wind]to be blown off course/onto the rocks — être dévié/poussé sur les rochers par le vent
2) faire [bubble, smoke ring]; souffler [glass]3)4) gen, Music souffler dans [trumpet, whistle]5) [explosion] provoquer [hole] (in dans)to be blown to pieces ou bits by — être réduit en poussière par
6) Electricity, Technology faire sauter [fuse, gasket]; griller [lightbulb]7) (colloq) ( spend) claquer (colloq) [money] (on dans)8) (colloq) ( expose) faire tomber [cover]9) (colloq) ( make a mess of)3.to blow it — tout ficher en l'air (colloq)
1) [wind] souffler2) ( move with wind)to blow in the wind — [leaves, clothes] voler au vent
3) [person] souffler ( into dans; on sur)4) ( sound) [whistle] retentir; [trumpet] sonner, retentir; [foghorn] rugir5) (break, explode) [fuse, gasket] sauter; [bulb] griller; [tyre] éclater•Phrasal Verbs:- blow in- blow off- blow out- blow up••to blow a fuse (colloq) ou a gasket (colloq) ou one's top (colloq) — piquer une crise (colloq)
it really blew my mind (colloq) ou blew me away! — (colloq) j'en suis resté baba (colloq)
-
16 pied
mil est dans sa chemise, et la tête et les pieds lui passent — см. il est dans sa chemise
en paire de pieds — см. en paire
se retrouver toujours sur ses pieds comme un bilboquet — см. se retrouver toujours sur ses jambes comme un bilboquet
- bon pied- à pied- en pied- sur pied- le pied! -
17 øil
m1. (organe de la vue) глаз ◄P2, pl. -à► (dim. глазо́к, гла́зик; pl. гла́зки ◄о►, глазёнки ◄о►), о́ко ◄pl. о́чи, -ей► vx. et poét.;les maladies des yeux — глазны́е боле́зни; il a de bons (mauvais) yeux — у него́ хоро́шее (плохо́е) зре́ние; aux yeux noirs — с чёрными глаза́ми, черногла́зый; aux grands yeux — глаза́стый; il s'est crevé un øil — он вы́бил <вы́колол> себе́ глаз; un øil de verre — вставно́й <иску́сственный> глаз; j'ai une poussière dans l'øil — у меня́ в гла́зу сори́нка; j'ai les yeux qui me piquent (cuisent) ∑ — мне ко́лет (жжёт) глаза́; J'ai les yeux qui pleurent ∑ — у меня́ слезя́тся глаза́ ║ (locutions avec œil au sg.) j'ai l'øil sur lui, je l'ai à l'øil — я не спуска́ю с него́ глаз; il a l'øil — он зо́рко следи́т за всем; На l'øil à tout — он успева́ет за всем следи́ть; ре ne veux pas faire ça à l'øil — я не хочу́ де́лать э́то за спаси́бо; il — а l'øil américain — он уме́ет сра́зу оцени́ть обстано́вку, у него́ намётанный глаз; maintenant je vois tout cela d'un autre øil — сейча́с я на всё смотрю́ по-друго́му; je m'en bats l'øil pop. ∑ — мне наплева́ть на э́то; э́то мне до ла́мпочки; il a bon pied bon øil — он кре́пко де́ржится на нога́х; он жив-здоро́в; cligner de l'øil — подми́гивать/подмигну́ть (+ D); мига́ть ipf. глаза́ми; un clin d'øil — подми́гивание; il m'a fait un clin d'øil — он подмигну́л мне; en un clin d'øil — в мгнове́ние о́ка, в оди́н миг; je le surveillais du coin de l'øil — я следи́л за ним ∫ кра́ем глаза́ <одни́м гла́зом>; il a le compas dans l'øil ∑ — у него́ отли́чный глазоме́р; elle a une coquetterie dans l'øil — она́ слегка́ косит; coup d'øil — взгляд, взор; вид (vue); jeter un coup d'øil sur... — броса́ть/бро́сить взгляд на кого́-л.; jeter un coup d'øil à la ronde — огля́дываться/ огляде́ться [вокру́г себя́]; jeter un coup d'øil en arrière — огля́дываться/огляну́ться [наза́д]; je vais jeter un coup d'øil sur ce livre — я то́лько взгляну́ на э́ту кни́гу; du premier coup d'øil — с пе́рвого взгля́да; il a le coup d'øil ∑ — у него́ ве́рный глазоме́р; d'ici le coup d'øil est magnifique — отсю́да прекра́сный вид; je n'ai plus ses dimensions dans l'øil — я уже́ не по́мню его́ разме́ров; il se met (fourre) le doigt dans l'øil — он попа́л па́льцем в не́бо; il m'obéit au doigt et à l'øil — он подчиня́ется мне беспрекосло́вно, он у меня́ хо́дит по стру́нке fam.; il ne dort que d'un øil — он спит чу́тким сном; faire de l'øil à qn. — де́лать/с= ◄стро́ить/со-► гла́зки кому́-л.; je n'ai pas pu fermer l'øil de la nuit — за всю ночь я не сомкну́л глаз; jeter (regarder d')un øil d'envie sur... — с за́вистью смотре́ть/по= на (+ A); elle a toujours la larme à l'øil — у неё ∫ всегда́ плакси́вый вид <глаза́ на мо́кром ме́сте fam.>; Føil du maître — хозя́йский глаз; il avait l'øil mauvais — у него́ был зло́бный вид; coniurer le mauvais øil — загова́ривать/ заговори́ть дурно́й глаз; mon øil ! — врёшь!; как бы не так!, дожида́йся! fam.; øilpour øil dent pour dent — о́ко за о́ко, зуб за зуб; ouvre l'øil! — смотри́ <гляди́т в о́ба!; je ne l'ai pas perdu (quitté) de l'øil — я не спуска́л <не своди́л> с него́ глаз; regarder d'un bon øil — благоскло́нно смотре́ть (на + A); одобря́ть/одо́брить; regarder d'un øil critique qch. — крити́чески смотре́ть на что-л.; se rincer l'øil — наслажда́ться/наслади́ться зре́лищем (+ G); risquer un øil — загля́дывать/загляну́ть; взгляну́ть pf. укра́дкой; il m'a fait un sale øil — он зло взгляну́л на меня́, он оки́нул меня́ недо́брым взгля́дом; taper dans l'øil à qn. — пригляну́ться pf. кому́-л.; c'est du tape-à-l'øil — э́то что-то крича́щее, бро́ское; ça tire l'øil — э́то привлека́ет взгляд <внима́ние>; qui tire l'øil — броса́ющийся в глаза́; il a tourné de l'øil ∑ — ему́ ста́ло ду́рно, ↑OH — упа́л в о́бморок; à vue d'øil — на глаза́х ║ (locutions avec yeux pl.) aux øil de... (à mes øil) — в глаза́х (+ G) (в мои́х глаза́х); où aviez-vous les øil? ∑ — где бы́ли ва́ши глаза́?, куда́ [же] вы смотре́ли?; il n'a d'øil que pour elle — он смо́трит то́лько на неё, он загляде́лся на неё; il a les øil plus grands que le ventre — у него́ глаза́ зави́дущие; tu n'as pas les øil en face des trous? — продери́ глаза́!, куда́ ты смо́тришь?; ne pas avoir les øil dans sa poche — всё замеча́ть ipf.; la police a des øil partout — у поли́ции глаза́ повсю́ду, поли́ция ви́дит всё; tu t'arraches les øil à lire sans lumière — бу́дешь чита́ть в темноте́ — глаза́ испо́ртишь; ils vont s'arracher les øil — они́ друг у дру́га <друг дру́гу> глаза́ вы́царапают; il a rougi jusqu'au blanc des øil — он покрасне́л ∫ до корне́й воло́с <до уше́й>; pour ses beaux øil — ра́ди её (его́) прекра́сных глаз; cela coûte les øil de la tête — э́то сто́ит ∫ бе́шен|ые де́ньги <-ых де́нег>; cela crève les øil — э́то броса́ется в глаза́; э́то очеви́дно; chercher des øil — иска́ть ipf. что-л. глаза́ми; cligner des øil — прищу́ривать/прищу́рить глаза́; il la couvait des øil — он пожира́л её глаза́ми; ↓он не своди́л <не спуска́л> с неё глаз; je n'en croyais pas mes øil — я не мог пове́рить свои́м глаза́м; dévorer des øil — пожира́ть ipf. глаза́ми; faire les gros. øil à qn. — стро́го смотре́ть/по= на кого́-л.; faire les øil doux à qn. — стро́ить/со= гла́зки кому́-л.; jusqu'aux øil — по у́ши; cette lampe fait mal aux øil — э́та ла́мпа ре́жет глаза́, +2 от э́той ла́мпы глаза́ боля́т; fermer les øil sur... — закрыва́ть/закры́ть глаза́ на (+ A); смотре́ть сквозь па́льцы на (+ A); il n'a pas froid aux øil — он не ро́бкого деся́тка, ↑он о́чень сме́лый; vous pouvez l'acheter les øil fermés — мо́жете покупа́ть э́то не гля́дя; jeter les øil sur... — броса́ть/бро́сить бе́глый взгляд на (+ A); il avait les larmes aux øil ∑ — у него́ ∫ на глаза́х бы́ли <в глаза́х стоя́ли> слёзы; les larmes lui montèrent aux øil ∑ — на глаза́х у него́ появи́лись <вы́ступили> слёзы; loin des øil loin du coeur — с глаз доло́й — из се́рдца вон; j'ai lu cela dans ses øil — я прочёл э́то в его́ глаза́х; il ouvrit de grands øil — он широко́ раскры́л глаза́; je lui ai ouvert les øil sur... — я откры́л ему́ глаза́ на (+ A); pour le plaisir des øil — что́бы прия́тно бы́ло посмотре́ть; jeter de la poudre aux øil — пуска́ть/пусти́ть пыль в глаза́; j'y tiens comme à la prunelle de mes øil — я бе́регу э́то как зени́цу о́ка; je ne l'ai pas quitté des øil — я не своди́л с <я не отрыва́л от> него́ глаз; je le lui ai dit entre quatre-z-øil — я сказа́л ему́ об э́том ∫ с гла́зу на глаз <наедине́>; regarder de tous ses øil — смотре́ть во все глаза́; il ne lui reste que ses øil pour pleurer — он всё потеря́л, ему́ остаётся то́лько пла́кать; cela saute aux øil — э́то броса́ется в глаза́, э́то очеви́дно; cela me sort par les øil — э́то мне прети́т; les øil lui sortaient de la tête ∑ — у него́ глаза́ поле́зли на лоб; cela s'est passé sous mes øil — его́ произошло́ у меня́ на глаза́х; je ne l'ai pas sous les øil ∑ — у меня́ э́того нет пе́ред глаза́ми; suivre des øil — следи́ть/про= глаза́ми (за +); cela tire les øil — э́то привлека́ет взгляд; je suis tout øil tout oreilles — я весь внима́ние; s'user les øil à un travail — по́ртить/ис= себе́ глаза́ <зре́ние> над како́й-л. рабо́той; les øil dans les øil — гля́дя друг дру́гу в глаза́le globe de l'øil — глазно́е я́блоко;
2. (d'une chose) глазо́к (pain, fromage); у́шко ◄pl. -и, -ов► (aiguille); проу́шина (marteau, hache, etc.); осево́е отве́рстие (roue)║ pl. блёстки ◄о►.жи́ра (bouillon) 3. bot глазо́к; по́чка ◄е►;une greffe à øil dormant — подво́й на спя́щей по́чкеles yeux des pommes de terre — гла́зки карто́феля;
-
18 aufero
aufĕro, auferre, abstŭli, ablātum - tr. - [st1]1 [-] emporter. - multa palam domum suam auferebat, Cic. Amer. 23: il emportait ouvertement beaucoup de choses chez lui. - e convivio aliquem tamquam e prœlio auferre, Cic. Verr. 5, 28: emporter qqn d'un banquet comme d'un champ de bataille. - de armario, de sacrario ablatum aliquid, Cic. Verr. 4, 27: objet enlevé d'une armoire, d'un sanctuaire. - sacra publica ab incendiis procul auferre, Liv, 5, 39, 11: emporter les objets du culte public loin de l'incendie. - bona Sejani ablata aerario, Tac. An. 6, 2: les biens de Séjan enlevés du trésor public. - multa domum suam auferebat, Cic. Rosc. Am. 8: il avait emporté chez lui beaucoup de choses. [st1]2 [-] emporter, entraîner (au loin); emporter, cesser. - illum longius fuga abstulerat, Curt. 3, 11, 26: la fuite l'avait emporté bien loin. - vento secundo e conspectu terrae ablati sunt, Liv. 29, 27, 6: entraînés par un vent favorable, ils perdirent de vue la terre. - pavore fugientium auferebantur, Tac. An. 4, 73: les cohortes étaient entraînées par la panique des fuyards. - ne te auferant aliorum consilia, Cic, Fam. 2, 7, 1: ne te laisse pas entraîner par les conseils des autres. - abstulere me velut de spatio Graeciae res immixtae Romanis, Liv. 3: le lien étroit des affaires de la Grèce avec celles des Romains m'a entraîné en quelque sorte hors de la piste. - aufer cavillam, Plaut.: porte au loin (cesse) tes plaisanteries, cf. Capt. 964,- Truc. 861, etc. - aufer me terrere, Hor. S. 2, 7, 43: cesse de m'effrayer. - aufer te hinc, Plaut. Asin. 469: ôte-toi d'ici; cf. Plaut. Rud. 1032; Ter. Phorm. Sb. - aufer te domum, Plaut. Asin.: va-t-en chez toi. - pernicitas equorum, quis seque et conjugem abstulit, Tac. An. 12, 51: la vitesse des chevaux, grâce auxquels il se déroba, lui et sa femme. - conversis fugax aufertur habenis, Virg. En. 11, 713: ayant tourné bride, il s'éloigne en fuyant. - pennis aufertur Olympum, Virg. En. 11, 867: elle s'envole vers l'Olympe. - Armenia Euphrate amne aufertur Cappadociae, Plin. 6, 9, 9, § 25: l'Arménie est coupée de la Cappadoce par l'Euphrate. - (asotos), qui in mensam vomant et qui de conviviis auferantur, Cic. Fin. 2, 8, 23: (des débauchés) qui vomissent sur la table et que l'on retire du festin. [st1]3 [-] enlever, arracher; poét. emporter, détruire, anéantir, faire disparaître. - auferre aliquid ab aliquo: arracher qqch à qqn, enlever qqch à qqn. - ab senatu judicia auferre, Cic. Verr. 1, 13: enlever au sénat le pouvoir judiciaire. - auriculam mordicus auferre, Cic. Q. 3, 4, 2: enlever le bout de l'oreille d'un coup de dent. - ex ipsa Diana, quod habebat auri, detructum atque ablatum esse dico, Cic. Verr. 1, 54: à Diane elle-même, tout ce qu'elle avait d'or, je dis que tu l'as arraché et enlevé. - hominibus honestis de digitis anulos aureos abstulit, Cic. Verr. 4, 57: il a arraché des doigts à des personnes honorables leurs anneaux d'or. - bullas aureas ex valvis auferre, Cic. Verr. 4, 124: arracher des portes les clous d'or. - ab aliquo candelabrum auferre, Cic. Verr, 4, 67: enlever à qqn un candélabre, cf. Verr. 4, 37. - pulvis elatus lucem ex oculis virorum equorumque aufert, Liv. 4, 33, 8: la poussière soulevée dérobe la lumière aux yeux des hommes et des chevaux. - si se ipsos e conspectu nostro abstulerunt, Cic. Phil. 2, 114: s'ils se sont dérobés eux-mêmes à notre vue. - mare Europam auferens Asiae, Plin. 4, 75: la mer enlevant l'Europe à l'Asie (= la séparant de l'Asie). - ab senatu judicia auferre, Cic. Verr. 1, 23: enlever au sénat le pouvoir judiciaire. - clientelam a patronis auferre, Cic. Verr. 4, 90: enlever à des patrons leurs clients. - vitam alicui auferre, Cic. Phil. 9, 5: enlever la vie à qqn. - spem alicui auferre, Cic. Verr. 1, 20: enlever l'espérance à qqn. - senectus aufert viriditatem, Cic. Lael. 1.1: la vieillesse enlève la vigueur. - quis tam esset ferreus, cui non auferret fructum voluptatum omnium solitudo? Cic. Lael. 87: serait-il un homme assez dur pour ne pas sentir que l'isolement lui enlève le fruit de tous les plaisirs? - abstulit clarum cita mors Achillem, Hor. O. 2, 16, 29: une mort rapide a enlevé l'illustre Achille. - quodcumque fuit populabile flammae, Mulciber abstulerat, Ov. M. 9, 263: tout ce que la flamme pouvait détruire, Vulcain [le feu] l'avait consumé. [st1]4 [-] emporter (comme salaire ou comme gain), obtenir, gagner, recevoir. - auferre aliquid ab aliquo: obtenir qqch de qqn. - responsum ab aliquo auferre, Cic. de Or. 1, 239: emporter une réponse de qqn. - per eum, quod volemus, facile auferemus, Cic. Att. 14, 20, 5: grâce à lui, nous obtiendrons facilement ce que nous voudrons. - a Scapulis paucos dies aufert, Cic. Quinct. 20: il obtient des Scapula un délai de quelques jours. - quis est qui hoc non ex priore actione abstulerit, omnium ante damnatorum scelera vix cum hujus parva parte conferri posse? Cic. Verr. 1, 21: est-il personne dans le peuple romain qui n’ait emporté de la première action la conviction que les crimes de toutes les personnes condamnées jusqu'ici ne pourraient être comparés avec une faible partie de ceux de Verrès?* * *aufĕro, auferre, abstŭli, ablātum - tr. - [st1]1 [-] emporter. - multa palam domum suam auferebat, Cic. Amer. 23: il emportait ouvertement beaucoup de choses chez lui. - e convivio aliquem tamquam e prœlio auferre, Cic. Verr. 5, 28: emporter qqn d'un banquet comme d'un champ de bataille. - de armario, de sacrario ablatum aliquid, Cic. Verr. 4, 27: objet enlevé d'une armoire, d'un sanctuaire. - sacra publica ab incendiis procul auferre, Liv, 5, 39, 11: emporter les objets du culte public loin de l'incendie. - bona Sejani ablata aerario, Tac. An. 6, 2: les biens de Séjan enlevés du trésor public. - multa domum suam auferebat, Cic. Rosc. Am. 8: il avait emporté chez lui beaucoup de choses. [st1]2 [-] emporter, entraîner (au loin); emporter, cesser. - illum longius fuga abstulerat, Curt. 3, 11, 26: la fuite l'avait emporté bien loin. - vento secundo e conspectu terrae ablati sunt, Liv. 29, 27, 6: entraînés par un vent favorable, ils perdirent de vue la terre. - pavore fugientium auferebantur, Tac. An. 4, 73: les cohortes étaient entraînées par la panique des fuyards. - ne te auferant aliorum consilia, Cic, Fam. 2, 7, 1: ne te laisse pas entraîner par les conseils des autres. - abstulere me velut de spatio Graeciae res immixtae Romanis, Liv. 3: le lien étroit des affaires de la Grèce avec celles des Romains m'a entraîné en quelque sorte hors de la piste. - aufer cavillam, Plaut.: porte au loin (cesse) tes plaisanteries, cf. Capt. 964,- Truc. 861, etc. - aufer me terrere, Hor. S. 2, 7, 43: cesse de m'effrayer. - aufer te hinc, Plaut. Asin. 469: ôte-toi d'ici; cf. Plaut. Rud. 1032; Ter. Phorm. Sb. - aufer te domum, Plaut. Asin.: va-t-en chez toi. - pernicitas equorum, quis seque et conjugem abstulit, Tac. An. 12, 51: la vitesse des chevaux, grâce auxquels il se déroba, lui et sa femme. - conversis fugax aufertur habenis, Virg. En. 11, 713: ayant tourné bride, il s'éloigne en fuyant. - pennis aufertur Olympum, Virg. En. 11, 867: elle s'envole vers l'Olympe. - Armenia Euphrate amne aufertur Cappadociae, Plin. 6, 9, 9, § 25: l'Arménie est coupée de la Cappadoce par l'Euphrate. - (asotos), qui in mensam vomant et qui de conviviis auferantur, Cic. Fin. 2, 8, 23: (des débauchés) qui vomissent sur la table et que l'on retire du festin. [st1]3 [-] enlever, arracher; poét. emporter, détruire, anéantir, faire disparaître. - auferre aliquid ab aliquo: arracher qqch à qqn, enlever qqch à qqn. - ab senatu judicia auferre, Cic. Verr. 1, 13: enlever au sénat le pouvoir judiciaire. - auriculam mordicus auferre, Cic. Q. 3, 4, 2: enlever le bout de l'oreille d'un coup de dent. - ex ipsa Diana, quod habebat auri, detructum atque ablatum esse dico, Cic. Verr. 1, 54: à Diane elle-même, tout ce qu'elle avait d'or, je dis que tu l'as arraché et enlevé. - hominibus honestis de digitis anulos aureos abstulit, Cic. Verr. 4, 57: il a arraché des doigts à des personnes honorables leurs anneaux d'or. - bullas aureas ex valvis auferre, Cic. Verr. 4, 124: arracher des portes les clous d'or. - ab aliquo candelabrum auferre, Cic. Verr, 4, 67: enlever à qqn un candélabre, cf. Verr. 4, 37. - pulvis elatus lucem ex oculis virorum equorumque aufert, Liv. 4, 33, 8: la poussière soulevée dérobe la lumière aux yeux des hommes et des chevaux. - si se ipsos e conspectu nostro abstulerunt, Cic. Phil. 2, 114: s'ils se sont dérobés eux-mêmes à notre vue. - mare Europam auferens Asiae, Plin. 4, 75: la mer enlevant l'Europe à l'Asie (= la séparant de l'Asie). - ab senatu judicia auferre, Cic. Verr. 1, 23: enlever au sénat le pouvoir judiciaire. - clientelam a patronis auferre, Cic. Verr. 4, 90: enlever à des patrons leurs clients. - vitam alicui auferre, Cic. Phil. 9, 5: enlever la vie à qqn. - spem alicui auferre, Cic. Verr. 1, 20: enlever l'espérance à qqn. - senectus aufert viriditatem, Cic. Lael. 1.1: la vieillesse enlève la vigueur. - quis tam esset ferreus, cui non auferret fructum voluptatum omnium solitudo? Cic. Lael. 87: serait-il un homme assez dur pour ne pas sentir que l'isolement lui enlève le fruit de tous les plaisirs? - abstulit clarum cita mors Achillem, Hor. O. 2, 16, 29: une mort rapide a enlevé l'illustre Achille. - quodcumque fuit populabile flammae, Mulciber abstulerat, Ov. M. 9, 263: tout ce que la flamme pouvait détruire, Vulcain [le feu] l'avait consumé. [st1]4 [-] emporter (comme salaire ou comme gain), obtenir, gagner, recevoir. - auferre aliquid ab aliquo: obtenir qqch de qqn. - responsum ab aliquo auferre, Cic. de Or. 1, 239: emporter une réponse de qqn. - per eum, quod volemus, facile auferemus, Cic. Att. 14, 20, 5: grâce à lui, nous obtiendrons facilement ce que nous voudrons. - a Scapulis paucos dies aufert, Cic. Quinct. 20: il obtient des Scapula un délai de quelques jours. - quis est qui hoc non ex priore actione abstulerit, omnium ante damnatorum scelera vix cum hujus parva parte conferri posse? Cic. Verr. 1, 21: est-il personne dans le peuple romain qui n’ait emporté de la première action la conviction que les crimes de toutes les personnes condamnées jusqu'ici ne pourraient être comparés avec une faible partie de ceux de Verrès?* * *Aufero, pen. corr. aufers, abstuli, pen. corr. ablatum, pen. prod. auferre. Cic. Oster, Emporter.\Auferre aliquid intro. Terent. Emporter dedans la maison.\Quanti vellet, auferret. Ci. L'emportast pour tel pris qu'il vouldroit, qui luy plairoit.\Auferri de conuiuio. Cic. Estre emporté.\Auferre e conspectu. Plin. Destourner qu'on ne le voye.\Auferre vberibus foetum, pro Ab vberibus. Plin. Oster arriere de la mamelle, Sevrer.\Auferri inter manus. Cic. Estre emporté entre les mains.\Auferre. Plaut. Desrobber, Ravir, Emporter.\Auferre per vim. Cic. Oster par force.\Auferre ab aliquo quidpiam per fallaciam. Terent. Par finesse tirer quelque chose d'un autre.\Auferre aliquid domum suam. Cic. Emporter en sa maison.\Auferre. Terent. Obtenir, Impetrer.\Auferre opem ab aliquo. Cic. Impetrer aide et secours.\Auferre paucos dies ab aliquo. Cic. Obtenir delay de peu de jours.\Auferre impetratum. Plaut. Impetrer ce qu'on demande.\Auferre litem. Plautus. Gaigner son proces, Emporter gaing de cause.\Auferre iudicio. Cic. Emporter et gaigner par sentence.\Auferre per iudicem. Vlpian. Gaigner par sentence du juge.\Me vultu terrere. Cesse, Deporte toy, etc.\AEquitati multum aufert fraus impiorum. Quintil. La tromperie des meschans porte grand dommage au bon droict.\Amorem auferre ab aliquo. Cic. Se deporter d'aimer quelcun, Oster son amour d'aucun.\Animam auferre. Sil. Oster la vie, Tuer.\Animum aufert ad contemplationem. Plinius. Ravist mon esprit à penser.\Nilus praecipitans se fragore auditur accolis aufert. Plin. Les rend sours, Leur oster l'ouye.\Auriculam mordicus auferre. Cic. Couper ou arracher l'oreille aux dens.\Caput alicui auferre. Liu. Le descapiter, Le descoller, Luy oster ou couper la teste.\Dies quindecim auferent hi ludi. Cic. Nous destourneront, ou nous feront perdre quinze jours, Dureront quinze jours, En emporteront quinze jours.\Dubitationem auferre. Hirt. Oster le doubte.\Fastidium auferre. Plin. Desennuyer, Desfacher, Oster le desgoustement, Remettre en appetit.\Formam alicui auferre. Plaut. Desfigurer, Desvisager.\Gloriam auferre. Plin. Emporter le pris et honneur.\Gloriam sempiternam auferre secum. Cic. Emporter et gaigner loz immortel.\Haud sic auferent. Terent. Ils n'en demoureront pas impunis, Ils ne l'emporteront pas ainsi.\Inultum auferre aliquid. Terent. N'en estre point puni.\Iudicia auferre a Senatu. Cic. Obtenir jugement et sentences du Senat.\Iurgium auferas hinc si sapias. Plaut. Porte hors d'ici tes noises, Va noiser ailleurs.\Lachrymas auferre. Lucret. S'abstenir de plourer.\Laudem ex aliqua re auferre. Ci. Remporter et gaigner louange.\Lumbifragium auferre. Plaut. Remporter les rains rompus.\Mensam auferre. Plaut. Desservir, Oster la table.\Nomen auferre alicui. Quintil. Luy oster son bon renom.\Nugas aufer. Plaut. Ne jases point.\Obliuio illud abstulit. Sallust. Oubli a emporté cela, Cela est oublié.\Pecuniam auferre ex edicto. Cic. Emporter argent par l'edict du juge.\Pignora auferre. Cic. Prendre biens meubles par execution.\Pollicitationes aufer. Terent. Porte tes promesses ailleurs.\Praemium auferre ab aliquo. Plaut. Recevoir.\Responsum ab aliquo auferre. Cic. Avoir response.\Se auferre. Virg. S'en aller, Se retirer, Se oster.\Somnum auferre. Celsus. Garder ou empescher de dormir.\Spem. Cic. Oster l'espoir.\Spiritum alicui auferre. Cic. Tuer.\Suspendas potius me quam tacita haec auferas. Plaut. On me pendroit plus tost que je me teusse de cela.\Me transuersum abstulit haec res. Pli. M'a emporté quasi envi. M'a transporté, M'a ravi.\Vitam auferre. Ouid. Tuer.\Voluntatem auferre. Cic. Destourner aucun de sa volunté.\Abstulerunt me velut despatio. Liu. M'ont distraict et esgaré hors de ma barriere.\Ne te auferant aliorum consilia. Cic. Garde toy d'estre seduict par le conseil d'autruy, Ne fais point à l'opinion et advis d'autruy, Garde toy d'estre transporté. -
19 sedeo
sedĕo, ēre, sēdi, sessum, intr. [st1]1 [-] être assis; qqf. s'asseoir. - sedere in sella (sedere sella): être assis sur une chaise. - sedere in equo (sedere equo): être à cheval. - sedere ad tumulum, Tib.: s'asseoir près d'un tombeau. - sedere sub arbore, Ov.: s'asseoir au pied d'un arbre. - lumbi sedendo dolent, Plaut. Men.: j'ai mal aux reins de rester assis. - sedens iis assensi, Cic. Fam. 5: j'ai voté de ma place avec eux. - sedens ramo, Virg.: posé sur une branche. - bubo sedit in culmine, Ov. M. 6: un hibou se percha sur le faîte. - sedere in ovis, Plin.: couver. - equus sedetur (au passif): on monte un cheval. [st1]2 [-] siéger (comme magistrat). - isdem consulibus sedentibus, Cic. Sest. 15: ces mêmes hommes siégeant comme consuls. - sedente Claudio, Tac.: sous la présidence de Claude. - sedetis ultores... Cic. Mil. 29: vous siégez ici pour venger... - sedere in tribunali praetoris, Cic.: être assesseur du préteur. - sedere in rostris, Cic.: être à la tribune. [st1]3 [-] être à la selle, évacuer. [st1]4 [-] être posé sur le sol, être à plat, reposer sur (qqn, qqch); être dans un fond, être en bas, être déprimé, être aplati. - campo Nola sedet, Sil. 12: Nola est située dans une plaine. - sedent convallibus arva, Luc. 3: des plaines s'étendent au fond des vallées. - sedens lactuca, Mart.: petite laitue. - neque tam gravia, ut depressa sederent, Lucr. 5: ni assez pesants pour descendre et rester au fond. - pulvis sedet, Stat.: la poussière est tombée. - libra hac sedet, Tib. 4: la balance penche d'un côté. - humeris tuis sedet imperium, Plin. Pan. 10: l'Etat repose appuyé sur toi. [st1]5 [-] être enfoncé dans. - plagam sedere cedendo arcebat, Ov. M. 3: en reculant il empêchait le coup de pénétrer. - in scuto tela sedere, Flor. 4: les traits restèrent fixés dans son bouclier. - vox auribus sedens, Quint.: voix pénétrante. [st1]6 [-] être établi, être posté, être campé; stationner, rester en place, se tenir immobile, demeurer inactif, être au repos. - sedere ad Trebiam, Liv.: être campé sur les bords de la Trébie. - sedere sub armis circum... Virg.: se tenir en armes autour de... - dum apud hostes sedimus, Plaut. Am.: tout le temps que nous avons été en présence de l'ennemi. - sedere in oppido, Varr.: séjourner dans la ville. - sedendo et cunctando bellum gerere, Liv. 22: faire la guerre par l'inaction et en temporisant. - compressis, quod aiunt, manibus sedere, Liv. 7: rester, comme on dit, les bras croisés. - sedere et quiescere, Cic.: rester inactif et immobile. - navit in undis, nunc sedet Ortygie, Ov. M. 15: l'île d'Ortygie, jadis flottante, est fixe aujourd'hui. - sedens toga umero, Quint. 11: la toge assujettie sur l'épaule. - unum nomen in ore sedet, Stat. Th. 12: elle n'a qu'un nom sur les lèvres. - spiritus qui sedet intra nos, Sen.: l'âme qui réside en nous. - parum mihi sedet judicium, Sen. Ep. 46: mon opinion flotte un peu. - cujus facies in omnium civium ore, oculis, animo sedet, Plin. Pan. 55: dont le visage se représente dans toutes les conversations et revient à tous les regards comme dans tous les coeurs. [st1]7 [-] être fixé (dans l'esprit), être arrêté, être résolu, être décidé. - sedit sententia, Flo.: la résolution fut prise. - id sedet Aeneae, Virg. En. 5: tel est l'avis d'Enée. - sedet petere omina, Stat. (impers.): ils veulent demander des présages.* * *sedĕo, ēre, sēdi, sessum, intr. [st1]1 [-] être assis; qqf. s'asseoir. - sedere in sella (sedere sella): être assis sur une chaise. - sedere in equo (sedere equo): être à cheval. - sedere ad tumulum, Tib.: s'asseoir près d'un tombeau. - sedere sub arbore, Ov.: s'asseoir au pied d'un arbre. - lumbi sedendo dolent, Plaut. Men.: j'ai mal aux reins de rester assis. - sedens iis assensi, Cic. Fam. 5: j'ai voté de ma place avec eux. - sedens ramo, Virg.: posé sur une branche. - bubo sedit in culmine, Ov. M. 6: un hibou se percha sur le faîte. - sedere in ovis, Plin.: couver. - equus sedetur (au passif): on monte un cheval. [st1]2 [-] siéger (comme magistrat). - isdem consulibus sedentibus, Cic. Sest. 15: ces mêmes hommes siégeant comme consuls. - sedente Claudio, Tac.: sous la présidence de Claude. - sedetis ultores... Cic. Mil. 29: vous siégez ici pour venger... - sedere in tribunali praetoris, Cic.: être assesseur du préteur. - sedere in rostris, Cic.: être à la tribune. [st1]3 [-] être à la selle, évacuer. [st1]4 [-] être posé sur le sol, être à plat, reposer sur (qqn, qqch); être dans un fond, être en bas, être déprimé, être aplati. - campo Nola sedet, Sil. 12: Nola est située dans une plaine. - sedent convallibus arva, Luc. 3: des plaines s'étendent au fond des vallées. - sedens lactuca, Mart.: petite laitue. - neque tam gravia, ut depressa sederent, Lucr. 5: ni assez pesants pour descendre et rester au fond. - pulvis sedet, Stat.: la poussière est tombée. - libra hac sedet, Tib. 4: la balance penche d'un côté. - humeris tuis sedet imperium, Plin. Pan. 10: l'Etat repose appuyé sur toi. [st1]5 [-] être enfoncé dans. - plagam sedere cedendo arcebat, Ov. M. 3: en reculant il empêchait le coup de pénétrer. - in scuto tela sedere, Flor. 4: les traits restèrent fixés dans son bouclier. - vox auribus sedens, Quint.: voix pénétrante. [st1]6 [-] être établi, être posté, être campé; stationner, rester en place, se tenir immobile, demeurer inactif, être au repos. - sedere ad Trebiam, Liv.: être campé sur les bords de la Trébie. - sedere sub armis circum... Virg.: se tenir en armes autour de... - dum apud hostes sedimus, Plaut. Am.: tout le temps que nous avons été en présence de l'ennemi. - sedere in oppido, Varr.: séjourner dans la ville. - sedendo et cunctando bellum gerere, Liv. 22: faire la guerre par l'inaction et en temporisant. - compressis, quod aiunt, manibus sedere, Liv. 7: rester, comme on dit, les bras croisés. - sedere et quiescere, Cic.: rester inactif et immobile. - navit in undis, nunc sedet Ortygie, Ov. M. 15: l'île d'Ortygie, jadis flottante, est fixe aujourd'hui. - sedens toga umero, Quint. 11: la toge assujettie sur l'épaule. - unum nomen in ore sedet, Stat. Th. 12: elle n'a qu'un nom sur les lèvres. - spiritus qui sedet intra nos, Sen.: l'âme qui réside en nous. - parum mihi sedet judicium, Sen. Ep. 46: mon opinion flotte un peu. - cujus facies in omnium civium ore, oculis, animo sedet, Plin. Pan. 55: dont le visage se représente dans toutes les conversations et revient à tous les regards comme dans tous les coeurs. [st1]7 [-] être fixé (dans l'esprit), être arrêté, être résolu, être décidé. - sedit sententia, Flo.: la résolution fut prise. - id sedet Aeneae, Virg. En. 5: tel est l'avis d'Enée. - sedet petere omina, Stat. (impers.): ils veulent demander des présages.* * *Sedeo, sedes, sedi, sessum, sedere. Virg. Estre assis, Seoir.\Poenis sedentibus ad Trebiam. Liu. Estants parquez et campez aupres de, etc.\Ad gubernacula Reip. sedere. Cic. Vaquer et entendre au gouvernement de la Republique.\Iudicem in aliquem sedere. Cic. Estre son juge.\In proximo Senatui sedere. Plin. Estre assis tout aupres des Senateurs.\In equo sedere. Cic. Estre à cheval.\In ouis sedere. Plin. Couver.\Post aliquem sedere. Horat. Derriere.\Super caput Valerii sedit coruus. Quint. Se jucha, ou se veint jucher sur la teste, etc.\Sedens auribus vox. Quintil. Qu'on oyt bien et aiseement.\Nondum Tyndaridis nomen mihi sederat aure. Ouid. Je n'avoye jamais ouy parler d'Heleine.\Vnum Polynicis amati nomen in ore sedet. Stat. Elle parle incessamment de, etc. Elle ne parle que de son ami Polynices.\Animo sedet fixum, immotumque. Virgil. J'ay conclu et arresté en moymesme.\In ingenio alicuius sedere. Ouid. Demourer en la memoire et souvenance d'aucun, ou en l'esprit.\Sedent niues. Plin. Quand elles demeurent long temps sur la terre.\Flumina sederunt viso Iouis nutu. Stat. Se sont arrestez.\Penitus sedit hic tibi morbus. Martial. Ceste maladie est enracinee en toy.\Vestis sedere dicitur. Quintil. Quand quelque habit sied bien.\Passer sedet in tecto. Virg. Est perché, ou Juché.\Sedere. Virgil. Demourer en quelque place oiseux, et sans rien faire, Sejourner.\His ventis istinc nauigatur, qui si essent, nos Corcyrae non sederemus. Cic. Nous ne nous arresterions et ne sejournerions pas en Corcyre.\Sedere domi. Terent. Garder la maison. B.\Si sedet hoc animo. Virg. S'il te plaist ainsi.\In centurionis scuto centum et viginti tela sedere. Florus. Ont esté fichez.\Sessum deducere. Pollio ad Ciceronem. Mener seoir. -
20 vent
nm. (en général, quelque soit sa direction): o-â (Bessans), ôra nf. (Lanslevillard), ou-a (Jarrier), ura (Annecy.003, Brison-St-I., Leschaux.006, Rumilly.005, Thônes.004, Villards-Thônes.028, Vionnaz, BEA.), uvra (Bogève, Saxel.002), R.2 l. aura, D. => Avalanche ; van nm. (002, Cordon.083, Giettaz.215, Morzine.081, St-Nicolas-Vé., Taninges), vé (Albanais.001.DLM.), vêê (001.PPA., Aillon-V., Albertville.021, Bellecombe-Bauges, Bourget-Huile, Chambéry.025, Doucy-Bauges.114), vîn (003,004,028, Arvillard.228, Vaulx, Villards-Thônes), R. l. ventus ; sofla nf. (Montagny-Bozel) || sofleu nm. (215). - E.: Abri, Air, Brise, Froid, Gémir, Neige, Souffler, Sud.A1) grand vent: grou vent van < gros vent> (081) / vêê (001), gran vêê (114).A2) zéphyr: ptyou vêê tyido < petit vent tiède> (001).B1) ladv., en coup de vent, en vitesse: fê-la-biza < fend-la-bise> (001), à l' voule (228).B2) en plein courant d'air: à la chila (Vallorcine.300), R.3 ; ê plyin koran d'êê (001).C) différents vents:C1) vent violent qui entasse la neige: (l)arni nm. (Taninges), éran (Samoëns), èrni (Sixt) || ura nf. (003,004,005,006), R.2.C2) vent du Nord ou du Nord-est, froid: fèranche nf. (Contamines-Montjoie.282), R.3 ; => Bise.C3) vent du vent sud // midi (qui amène la pluie): vêê nm. (001), van (002) ; bozhu < vent des Bauges> (003) ; van d'Zhalyè < vent de Jaillet> (083).C4) vent de l'Ouest, venant du Jura ; vent du Sud-Ouest qui amène la pluie: (van du) zhoran nm. (002), zhorin (001), zhorê (Balme-Si.), joran (Thonon.036, Lac Léman) ; travérsa nf. (001b,114b, Aix.017), travêrsa (001a,003,017b, Chambéry, Sixt) || vêê dè travérsa nm. (114a), travêrché (Contamines- Montjoie) ; vent de Bérard nm. (Vallorcine), R. « qui souffle du vallon de Bérard ; rmèlyê < rumillien> (003) ; van dé fôr < vent des Fours> (083), vent de Tignes (Ste-Foy).C5) vent du Sud-ouest qui amène la pluie et provoque la tempête sur le lac Léman: vent de Genève (036, Lac Léman).C6) vent du Sud-est, foehn, vent chaud et très sec qui fait fondre rapidement les neiges: van de la Kabra nm. (du nom d'un ld.) (002), van flokeu (215) ; vaudaire / vaudère nf., fôhn nm. (036, Lac Léman), piémont nm. (Contamines-Montjoie), lombarde nf. (Ste-Foy) ; folyachâ nf. (Houches), R. Feuille.C7) vent du Môle (montagne): môlan nm. (002), môlan-na nf. (COD.).C8) vent coulis // vent qui se glisse à travers une fente ou un trou, courant d'air frais: BiZOLÈ nm. (002 | 001,004,021) ; siklya nf. (001).C9) vent tiède qui souffle, au printemps, au moment de la feuillaison, vent chaud qui hâte la fonte des neiges et la feuillaison: van folybwè nm., van de la folyaizon (002), folyebou (Genève.022), vêê vent folyê (114) / folyu <vent vent feuillant / feuillu> (021).C10) vent assez doux qui souffle en août: van de la meûraizon < vent de la maturation> nm. (002).C11) vent froid: fraidyeû (022) ; si nf. (Finhaut, Sixt), chila (300), R.3.C12) tourbillon de vent, coup de vent soulevant en tourbillon la poussière, le foin, les feuilles sèches à une grande hauteur ; tourbillon de poussière, de foin, de feuilles sèches, soulevés par le vent: feulè (001), feûlè (004,022,114b), folè (Alex), vêê feûlè (114a) ; korblè (Marin).C13) vent du Sud-ouest qui souffle comme le vent de Genève mais surtout en juin et juillet: vent blanc (036, Lac Léman).C14) retour de vent blanc qui souffle en plein lac Léman à la hauteur de Vevey: séchard nm. (036, Lac Léman).C15) petit vent local qui souffle en automne venant des parages de la Chamberonne et de la Venoge: morget nm. (036, Lac Léman).C16) morget trompeur qui précède un orage: faux-morget nm. (036, Lac Léman).C17) vent froid mais non violent soufflant en même temps que le morget et qui semble venir de la Dent de-Jaman: jaman nm. (036, Lac Léman).C18) vent violent et soudain se précipitant sur le lac Léman venant de Savoie en direction de Ouchy et provoquant des tempêtes: bornan < bornand> nm. (036, Lac Léman).C19) vent violent soufflant sur le lac d'Annecy en provenance de Faverges: favergien nm. (003).C20) creuseilland nm. (COD.).C21) michailland nm. (COD.).C22) bourguignon nm. (COD.).C23) vent d'ouest qui dessèche les feuilles de la vigne et nuit à la maturité du raisin: fwin-na < fouine> nf. (Albertville). - E.: Dessécher.C24) grand vent d'orage, orage: oura nf. (025).C25) vent d'Est, froid, venant du Mont-Blanc, des glaciers (sauf à Sixt): kovanyè nm. (282), R. => Sapin ; vent des Rachasses nm. (282), vent du Mont, vent d'Aoste (Ste-Foy) ; valaisan-ne nf. (Sixt) ; glyachîre < glacière> nf. (083).C26) un court vent avant l'orage: onda < onde> nf. (083).C27) vent de la vallée de l'Arc venant d'Italie: Lombarde ().C28) vent de Pleven (montagne des Bauges), vent dont il faut se méfier: vêê dè Pleuvê nm. (114).C29) vent défeuillant d'automne: vêê défolyê nm. (114). C30) vent de bise d'été, vent du nord qui amène le beau temps: vêê dè bize nm. (114).C31) vent de bise d'hiver, vent du nord qui amène le froid: vêê dè bzoula nm. (114).C32) vent froid venant du Jura, qui butte sur le Vuache et vient s'abattre sur Arcine, provoquant parfois de gros dégâts, amoncelant en hiver en quelques heures des congères de plusieurs mètres sur la route et dans les cours des maisons: bézô nm. (Arcine, AVS.46 de 1987).D1) expr., le vent pousse les nuages: l'van boure < le vent bourre> (083).E1) v., siffler, gémir, hurler, (ep. du vent): vyoulâ vi., vyulâ (001,003,004).
Страницы
См. также в других словарях:
Coup de poussière — ● Coup de poussière explosion d une suspension de fines particules de charbon et d air, susceptible d être déclenchée par un coup de grisou préalable et de se propager dans les galeries de mines de charbon … Encyclopédie Universelle
Coup de poussière — Poussier Le poussier est un ensemble de fines particules de poussières de carbone hautement inflammables présent durant l exploitation des mines de charbon. En suspension dans l air, le poussier est à l origine d explosions meurtrières ; on… … Wikipédia en Français
poussière — [ pusjɛr ] n. f. • 1549; posiere 1190; de l a. fr. pous, du lat. pop. °pulvus, class. pulvis 1 ♦ Terre desséchée réduite en particules très fines, très légères; mélange pulvérulent de corpuscules assez ténus pour pouvoir se maintenir en… … Encyclopédie Universelle
coup — [ ku ] n. m. • colp 1080; lat. pop. colpus, class. colaphus, gr. kolaphos I ♦ 1 ♦ Mouvement par lequel un corps vient en heurter un autre; impression (ébranlement, bruit...) produite par ce qui heurte. ⇒ choc, ébranlement, heurt, tamponnement.… … Encyclopédie Universelle
Coup de grisou — Grisou Le grisou (le mot vient de grégeois) est un gaz naturel qui se dégage des couches de charbon et des terrains encaissants. Très redouté des mineurs, les explosions causées par ce gaz, appelées coups de grisou ont causé de nombreuses… … Wikipédia en Français
Coup de balai — ● Coup de balai enlèvement rapide, avec le balai, de la poussière et des ordures ; élimination de tout ce qui est jugé inutile, dépassé et, en particulier, licenciement du personnel jugé indésirable ou inapte … Encyclopédie Universelle
coup — nm. (de poing, de balai, ...) ; décharge (de fusil) ; choc ; blessure ; son, bruit, (de cloche) ; mouvement ; manière, façon, doigté, geste ; action, combinaison, (dans un jeu, un marché, une tractation) ; exploit, aventure ; dce., chance ; verre … Dictionnaire Français-Savoyard
poussière — (pou siè r ) s. f. 1° Terre réduite en poudre très fine. • Ils jetèrent de la poussière en l air pour la faire retomber sur leur tête, SACI Bible, Job, II, 12. • [Le hibou] De ses ailes en l air secouant la poussière, BOILEAU Lutr. III.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
poussier — [ pusje ] n. m. • pulsier « poussière » XIVe; forme masc. de poussière ♦ Poussière de charbon, utilisée notamment pour faire des agglomérés. « Son familier lui apporta un peu de poussier, afin qu elle renouvelât les cendres de sa chaufferette »… … Encyclopédie Universelle
Catastrophe de Courrières — 50° 24′ 58″ N 2° 53′ 53″ E / 50.416, 2.898 La catastrophe de Courrières est la … Wikipédia en Français
Catastrophe De Courrières — La Catastrophe de Courrières est la plus importante catastrophe minière d Europe du nom de la Compagnie des mines de Courrières qui exploitait alors le gisement de charbon du bassin minier du Nord Pas de Calais dans le Pas de Calais. Elle eut… … Wikipédia en Français
